Toekomst van de zorg in Coevorden, dichtbij en ruimte voor de professional.
Vanuit mijn dagelijkse praktijk als wijkverpleegkundige wil ik graag een aantal ontwikkelingen schetsen die in de zorg in de gemeente belangrijk zijn. Ik heb daarbij het gebied jeugdzorg buiten beschouwing gelaten omdat dat niet mijn specialisatie is.
De zorg thuis ontwikkelt zich sterk. Dit heeft enerzijds te maken met de groeiende behoefte van mensen en de mogelijkheden om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen. En anderzijds met ontwikkelingen op medisch gebied. Op dit moment vindt er een enorme verschuiving plaats van zorg uit ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen en GGZ- instellingen, naar zorg en behandeling in de thuissituatie. Uitgevoerd door huisartsen, aan huisartsenpraktijken verbonden verpleegkundige specialisten, en thuiszorgorganisaties, wijkverpleegkundigen en verzorgenden.
Waar vroeger het plaatsen van een nieuwe knie gepaard ging met zeven dagen ziekenhuis en twaalf weken revalideren in een verpleeghuis, kan dit nu in een Nederlands ziekenhuis al met een dagopname en revalidatie thuis. Waar vroeger iemand met een depressie naar een psychiater ging, gaat u nu voor eerste opvang en behandeling naar de GGZ- verpleegkundige verbonden aan de huisartsenpraktijk. Deze ontwikkeling heeft veel meer te maken met de ontwikkeling van de medische mogelijkheden en resultaten van onderzoek over welke manier van behandelen wel of niet werkt, dan met het sturen op kosten door de overheid. Wie over de ontwikkeling van kosten in de zorg wat wil weten, verwijs ik graag naar bijgaande artikel https://t.co/kzdKwB9yT4
De mogelijkheden om ook complexe zorgsituaties en behandelingen thuis te ontvangen zijn de afgelopen jaren enorm toegenomen. Uit mijn eigen praktijksituatie ken ik cliënten die vierentwintig uur per dag aan bed gebonden zijn, maar toch alleen en zelfstandig wonen en onder eigen regie hun huishouden voeren. De inzet van allerlei technische mogelijkheden ondersteunt hen hierbij. Deze bewuste keuze was tien a vijftien jaar geleden waarschijnlijk ondenkbaar.
Het beeld wat door een aantal partijen en belanghebbenden wordt neergezet, van voortdurende afbraak van de (thuis)zorg, strookt dan ook niet erg met de werkelijkheid. Leegstand in verzorgingshuizen is er niet ten gevolge van beleid, maar ten gevolge van de ontwikkeling dat we niet meer met lichte klachten in een situatie willen wonen, die te weinig comfort, privacy en woongenot biedt. De leegstand in met name oudere verzorgingshuizen is dan ook een ontwikkeling van de laatste tien, vijftien jaar. Partijen die daar nu schande over roepen vergeten vooral de potentiële gebruikers te vragen wat die nu echt willen en belangrijk vinden.
De werkelijkheid bestaat eruit dat we een sterk groeiende behoefte zien om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en dat zorg en behandeling zich meer en meer verplaatst naar de thuissituatie.
De (lokale) overheid en in het verlengde daarvan, haar burgers, heeft er alle belang bij dit proces zo goed mogelijk te ondersteunen. Dit omdat dit aansluit bij wat mensen willen, bij ontwikkelingen op gebied van zorg en behandeling en wat vele malen efficiënter en prettiger is voor de cliënt, dan het direct inzetten van hoog specialistische zorg in een instelling.
Hoe zit het dan met de veel besproken bezuinigingen in de thuiszorg? Die zijn er! Maar wel is het goed om eens te kijken waar het nu eigenlijk om gaat. Die bezuinigingen treffen met name twee specifieke onderdelen. De begeleiding, groep en individueel en de huishoudelijke verzorging. Over verpleging en verzorging gaat het dus niet. Sterker nog, in meer wijkverpleegkundigen wordt 200 miljoen extra geïnvesteerd.
Concreet komen de bezuinigingen neer bij het schoonmaakwerk thuis en bij voorzieningen als dagopvang en individuele begeleiding, bv. bij het voeren van een huishouden of boodschappen doen, of financiële administratie.
Om eerlijk te zijn geloof ik niet, dat de gemeente in staat is die budgetkorting op de huishoudelijke verzorging op te vangen. Deze zal doorvertaald worden naar de burger. Lees, wie het kan betalen moet zelf voor zijn huishoudelijke hulp gaan betalen. In Coevorden hebben we het al zo georganiseerd dat iedereen dit als dienst kan afnemen. De toegankelijkheid is gegarandeerd, maar voor wie het kan betalen heeft dat zijn prijs. Verder is het zo dat dit in Coevorden op een sociale manier voor de medewerkers is georganiseerd. Iedereen kon aan het werk blijven. En er wordt een tarief betaald waarvan een salaris gegeven kan worden binnen de CAO en met alle normale sociale zekerheid.
Voor die andere bezuinigingen zie ik wel goede mogelijkheden om daar als gemeente een invulling aan te geven. Op dit moment heeft elke zorgaanbieder zijn eigen voorziening en wordt elke doelgroep apart bediend. Door het combineren van doelgroepen/voorzieningen en het laagdrempeliger maken van voorzieningen kan hier nog veel winst geboekt worden. Voorzieningen als dagopvang kunnen veel dichter bij mensen georganiseerd worden, bv. in combinatie met een brede school of een multifunctioneel centrum. Hierbij mag wat mij betreft ook best ingezet worden op een combinatie tussen professionele begeleiding en vrijwilligers en op leer- en re- integratieplaatsen.
Ook het welzijnswerk is aan een herinrichting toe. In mijn visie bedient het welzijnswerk teveel groepen in de samenleving die zichzelf zouden kunnen en moeten organiseren. In combinatie met het bovenstaande zouden we deze inzet en budgetten meer moeten richten op de kwetsbare groepen die door de genoemde bezuinigingen in de problemen komen.
Een belangrijk probleem in de thuiszorg zit in de marktwerking. Deze heeft ertoe geleid dat er geen natuurlijke binding meer is tussen zorgaanbieders en de buurt, wijk of dorp, waar zij werken. Uit mijn praktijk ken ik appartementencomplexen met twintig woningen, waar vijf thuiszorgorganisaties komen en vier huisartsenpraktijken, met een veelvoud aan medewerkers. Voor gemeenten is deze versnippering in de zorg een van de grote problemen. De natuurlijke binding en gevoel van verantwoordelijkheid voor een wijk of dorp van de huisarts of wijkverpleegkundige en samenwerkingsrelaties tussen deze en bv. de wijkagent, de maatschappelijk werker en de fysiotherapeut staan hiermee onder druk. Dit en alle eigenstandige belangen die organisaties hebben (marktaandeel) staan een integrale gebiedsgerichte aanpak in de weg. In mijn beleving moeten gemeenten hierop sturen door per gebied te kiezen voor een beperkt aantal sterke aanbieders van zorg en deze bij voorkeur een breed takenpakket in de zorg laten uitvoeren. Ook het sturen op de aanstelling van wijkteams of sociale teams gericht op zorg en welzijn is een goede zaak.
Professionals in de zorg worden geconfronteerd met uitgebreide administraties rond indicatiestelling en urenverantwoording. Het bureau dat zich bezig houd met het verlenen van indicaties, het CIZ, lijkt vooral tot doel te hebben kosten te verminderen, in plaats van zorgen dat mensen een passend zorgaanbod krijgen. Het zelfstandig functioneren van werkers in de zorg wordt hierdoor gefrustreerd. Gelukkig heeft staatssecretaris van Rijn aangekondigd dat hij dit probleem op gaat lossen. Dit door wijkverpleegkundigen zelf te laten bepalen hoeveel zorg er nodig is. Uiteraard doet een wijkverpleegkundige dat in een gesprek met de cliënt, waarbij ook mogelijkheden van mantelzorg doorgenomen worden. Meer ruimte om eigen keuzes te maken moeten hand in hand gaan met het nemen van verantwoordelijkheid. Daar hoort ook verantwoordelijkheid van professionals voor voorkoming van overschrijding van budget en de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg in een gebied, bij. Een voorbeeld uit Amsterdam, http://www.amsterdam.nl/gemeente/organisatie-diensten/dmo/onderwijs-jeugd/veranderingen/nieuwsbrieven-kind/documenten/nieuwsbrief-7/kwaliteits/ is het gebiedsbudget. Dit betreft een voorbeeld uit de jeugdzorg. Maar de gedachte om één partij voor een vast budget verantwoordelijk te maken voor alle zorg in een gebied, waarbij vooraf precies gespecificeerd wordt welke kwaliteit zorg er geleverd moet worden, sluit naadloos aan bij onze visie op een gebiedsgerichte aanpak.
Zo kunnen we zorg vóór, met en dichtbij mensen organiseren.