Labbekakken
Hans de Boer, u weet wel, de nieuwe voorman van de werkgevers, gebruikte het woord labbekakken onlangs. Hij wees daarmee op mensen die een uitkering ontvangen van de bijstandswet. Deze mensen moeten, zo vindt hij, ophouden met labbekakken en aan het werk gaan.
U zult begrijpen dat deze uitspraak mij hoopvol stemde. Als immers de voorzitter van de werkgevers een dergelijke uitspraak doet dan heeft hij vast ook banen voor deze mensen.
Maar daar blijk ik me toch danig in te vergissen. Het is zelfs zo dat door de nieuwe wetgeving – die per 1 juli 2015 ingaat – werkgevers niet anders doen dan tijdelijke contracten beëindigen. Daarmee willen ze voorkomen dat mensen de zekerheid krijgen van een vaste baan en daarmee de mogelijkheid bijvoorbeeld om een huis te kopen of hun kinderen te laten studeren.
Eerst ontneem je mensen dus een baan en vervolgens ga je uitschelden voor labbekakken omdat ze in de bijstand komen. Toen De Boer zijn uitspraak de volgende dag terugnam onder druk van diverse mensen ging ik toch maar eens op zoek naar de betekenis van het woord labbekakken.
Het woord labbekak heeft de volgende betekenissen: sul, lummel, bangerd, sufferd, flauwerd, babbelaar, slappeling, kwaadspreker. Ik probeerde die betekenissen toe te passen op mensen met een bijstandsuitkering maar dat lukte me niet zo goed. Wanneer ik mensen spreek die in zo’n situatie zitten krijg ik te horen dat ze die uitkering maar wat graag zouden inruilen voor een baan met een inkomen. Zelfs als die baan niet veel meer zou opleveren dat die uitkering. Het is namelijk niet alleen het geld, het gaat om zinvol leven, zeggen ze tegen me.
Daarna heb ik de betekenis van het woord labbekak eens aangehouden tegen meneer De Boer. Als je maar praat als een kip zonder kop dan lijk je verdacht veel op een babbelaar. Scheer je alle mensen met een uitkering over één kam dan zou ik je een kwaadspreker kunnen noemen, of, minder hard, een flauwerd. Wanneer je een dag na de uitspraak die al weer intrekt onder druk van buitenaf dan ben je volgens mij een bangerd, een slappeling, een sul.
Goh, meneer De Boer, u een labbekak? Dat had ik niet verwacht…
Vuistregel