Column Vuistregel
De tafel
Ik ben een houten tafel. Ik sta in de kamer van het café in een oud dorp. Ik sta stevig op mijn poten. Om mij heen dertig lege stoelen. Rond half acht zijn ze allemaal bezet. Er liggen papieren op me, hier en daar een pen. Kopjes met koffie en thee. En, ja, het plakje cake is ook weer van de partij.
Mensen beginnen te praten. Soms is er één persoon aan het woord. Vaker ook hoor ik meer stemmen tegelijk. Dan kan ik moeilijk verstaan waar het over gaat. Zinnen worden niet afgemaakt, het volume neemt toe. Totdat iemand daar iets van zegt en dan is het even weer rustig. Er zijn er die kort en bondig formuleren. Anderen gebruiken veel woorden.
Van wat ze zeggen begrijp ik niet zoveel. Het is iets met politiek en daar weet ik niets van.
Hier en daar zie ik een jong gezicht, van een vrouw, van een man. De meeste gezichten zijn al wat ouder, sommige zelfs veel ouder. Ik zie verweerde koppen, flink gerimpelde huidoppervlaktes, meerdere tinten grijs.
Mensen knikken instemmend. Gezichten worden in de plooi gehouden als er iemand spreekt. Hier en daar een geeuw als iemand wat langer het woord neemt.
Wat zit er onder al die woorden? Is het geldingsdrang? Is het met heimwee terugdenken aan voorbije tijden? Misschien. Maar ik denk ook iets anders te proeven. De hunkering om te worden gehoord, gezien en gewaardeerd.
Ik sta stevig op mijn poten in de kroeg. De mensen zijn vertrokken.
Vuistregel